Watertaal: meanderen
De Nederlandse taal is rijk aan uitdrukkingen en woorden die met water te maken hebben. Zoals meanderen. De oorsprong van dit woord is verrassend.
De betekenis van meanderen is ‘zich bochtig door het landschap slingeren’. Dat roept mooie beelden op van rivieren die traag hun weg zoeken door een gebied, zoals de Vecht in het gebied van waterschap Drents Overijsselse Delta.
Bij waterschappen hoort meanderen bij de opties voor waterveiligheid. Zie bijvoorbeeld het citaat uit een artikel over biodiversiteit op Change Inc: Denk bijvoorbeeld aan het voorkomen van wateroverlast. Dat kun je doen door dijken oneindig te blijven verhogen, maar je kunt er ook voor kiezen om rivieren meer te laten meanderen.
Maiandros
We hebben dus wel een beeld van wat meanderen betekent, maar waar komt het woord nu vandaan? In het zuidwesten van Turkije stroomt een rivier die in de Oudheid door de Grieken Maiandros werd genoemd; de Turkse naam is Büyük Menderes, de Nederlandse naam is Meander. Kenmerkend voor deze smalle maar diepe rivier is het uitgesproken bochtige, slingerende karakter. Dat bochtige karakter van de Meander is van oudsher spreekwoordelijk, en in veel talen is er een werkwoord van gemaakt dat verwijst naar de bochtige loop van een rivier. Meanderen is dus niet slingeren in het algemeen, maar het specifieke kronkelen van rivieren en beken.
Bron: onzetaal.nl